2. Onderwijsaanbod

2.4 De onderbouw

Determinatie

Wij willen leerlingen graag zo snel mogelijk op de juiste plek in het onderwijs krijgen. Het proces van selecteren van leerlingen naar de verschillende schooltypes noemt men in het onderwijs determineren. Tijdens het determinatietraject wordt bepaald wat het best bij de leerling passende niveau is. Tussentijds , indien mogelijk, kan ook overgestapt worden naar een andere stream, bijvoorbeeld als op basis van resultaten blijkt dat een leerling op een te hoog of juist een te laag niveau is geplaatst. Tijdens de twee leerjaren in de onderbouw wordt voor elke leerling op diverse momenten onderzocht wat de beste vervolgroute is. In sommige situaties wordt er een test door een extern deskundige afgenomen. In maart van het tweede leerjaar wordt op grond van een schooladvies door de ouders en de leerling een definitieve keuze gemaakt over de vervolgweg na klas 2. Daarbij wordt ook een tweede keus aangegeven in geval dat het resultaat de eerste keus onmogelijk maakt. Voor heel de school geldt dat het mogelijk is tot 1 april vakkenpakket- en/of vervolgkeuzes aan te geven, voor zover mogelijk binnen het door de school geformuleerde aanbod. Keuzes na 1 april kunnen alleen als ‘wens’ worden neergelegd en worden alleen gehonoreerd als de organisatie dat toelaat.

Advies

Het determineren resulteert in een advies, dat naast cijfers tot stand komt op basis van leerlingkenmerken. In de loop van de tweejarige onderbouwperiode zijn hierover gegevens verzameld. Voorbeelden van leerlingkenmerken zijn werkhouding, zelfstandigheid en omgaan met huiswerk. Aan de hand van de overgangsrichtlijnen (in combinatie met behaalde cijfers) en gegevens als leerlingkenmerken en testuitslagen wordt vastgesteld welk schooltype voor de leerling de best mogelijke vervolgroute is dat uiteindelijk naar een diploma leidt. Een vmbo-leerling krijgt daarnaast nog een advies over de te volgen vmbo-leerweg. Het is mogelijk dat de rapportenvergadering op grond van op het advies vermelde feiten een andere leerweg adviseert. Het staat buiten kijf dat het belangrijk is dit advies serieus te nemen.

Overstappen mogelijk

Tussentijds overstappen naar een andere stream is mogelijk. In het schema in 2.3 wordt dit geïllustreerd door stippellijnen tussen de vier streams. Voor zowel overstappen naar een hogere stream als naar een lagere stream geldt een procedure. In principe vindt overstappen plaats na een rapportenvergadering, zodat er tijdens de rapportenvergadering over gesproken kan worden en er een duidelijk advies van de docenten aan ten grondslag ligt. De mentor is de eerstverantwoordelijke om, wanneer hij of zij signalen ontvangt dat overstappen wenselijk zou zijn, dit in te brengen tijdens de rapportvergadering. De mentor verzorgt ook de contacten met de ouders. Indien de ouders zelf het initiatief willen nemen om het overstappen bespreekbaar te maken, kunnen zij contact opnemen met de mentor.

Welke vakken?

Voor de gehele schoolperiode geldt: indien er minder dan vijf leerlingen belangstelling hebben voor een bepaald vak in een leerjaar, dan wordt dat vak niet gegeven.

Tijdens de tweejarige onderbouwperiode krijgen de leerlingen tenminste les in de volgende vakken: godsdienst, Nederlands, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde (in stream 3 en 4 zijn deze laatste twee vakken samengevoegd in mens & maatschappij), wiskunde, natuur- /scheikunde, biologie, techniek, economie, verzorging, muziek, beeldende vorming en lichamelijke opvoeding. 

Daarnaast wordt in stream 1 en 2 naast Engels en Duits ook Frans aangeboden. Op het gymnasium is dat tevens Latijn en vanaf het tweede leerjaar Grieks. Uiteraard zijn er wel verschillen in de inhoud en in de manier van lesgeven per stream. Ook kan het aantal wekelijkse uren per vak variëren. 

In stream 3 en 4 is ruimte gemaakt voor vakken met een meer praktische invulling, zoals beeldende vorming en verzorging. Deze verschillen mogen echter het overstappen van de ene naar de andere stream niet onmogelijk maken. 

In het praktijkonderwijs (pro) zijn ontwikkeling van praktische vaardigheden en het toeleiden naar een plaats op de arbeidsmarkt belangrijker dan de theoretische vaardigheden. Wel krijgen de leerlingen les in de kernvakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde en godsdienst. Ook wordt veel aandacht besteed aan sociale vaardigheden. Het praktijkonderwijs is sterk afgestemd op de individuele mogelijkheden van elke leerling. In de bovenbouw zijn verschillende certificaten en diploma’s te halen die gericht zijn op de arbeidsmarkt. Leerlingen krijgen in klas vier symbiose-les op de vmbo-afdelingen van de locatie Kerkpolder. Ze sluiten het pro af met een diploma mbo-niveau 1, gericht op doorstroom op de arbeidsmarkt. Ter voorbereiding op hun toekomst volgen ze een woontraining.